Wormer – Het OM in Amsterdam eiste gisteren in hoger beroep een gevangenisstraf van 24 jaar tegen de 28-jarige Milco G. uit Purmerend. De man wordt verdacht van het plegen van een aanslag op een woonboot in Wormer op 13 april 2015. Bij de explosie kwam de 53-jarige bewoner van de woonboot om het leven. De 51-jarige vrouw van het overleden slachtoffer raakte zwaargewond.
Die bewuste dag worden bewoners in de wijk opgeschrikt door een enorme knal. De meldkamer wordt overspoeld door telefoontjes van omwonenden, die spreken van een explosie. Wanneer de hulpdiensten ter plaatse arriveren treffen zij een woonboot aan met een gat in de romp. De ruiten van omliggende woningen zijn gesneuveld. Op de kade ligt een man: hij blijkt te zijn overleden. De hulpdiensten treffen ook een ernstig gewonde vrouw aan. De politie start een onderzoek; dat onderzoek komt in een stroomversnelling wanneer het gewonde slachtoffer uit haar coma ontwaakt en verklaart over hetgeen zij gezien en gehoord heeft. Het onderzoek wijst erop dat de aanslag gericht was op een bekende van de verdachte en dat de verdachte vervolgens de verkeerde woonboot heeft gekozen. Een familielid zou eerder aangifte hebben gedaan tegen het vermeende slachtoffer. De verdachte zou niet hebben kunnen verkroppen dat die zaak werd geseponeerd.
Het hoger beroep draait met name om de strafmaat. De rechtbank veroordeelde G. in 2016 tot een gevangenisstraf van zeventien jaar. Het OM heeft hoger beroep ingesteld omdat er uit het onderzoek sterke aanwijzingen naar voren zijn gekomen die wijzen op een stoornis bij de verdachte. Die zijn wat het OM betreft zodanig ernstig dat een terugkeer in de maatschappij zonder behandeling onverantwoord zou zijn. De officier van justitie had in eerste aanleg een gevangenisstraf van tien jaar en tbs met dwangverpleging geëist of, wanneer de rechtbank tbs niet mogelijke achtte, een gevangenisstraf van twintig jaar.
Het OM heeft de zaak in hoger beroep opnieuw bekeken en heeft aanvullend onderzoek laten verrichten. Daaruit is onvoldoende duidelijkheid gekomen over de aard en ernst van de problematiek die bij verdachte speelt en of die stoornis doorwerking heeft gehad bij de feiten. G. heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geweigerd mee te werken aan onderzoek naar zijn geestesgesteldheid. Ook familie en vrienden weigerden medewerking te verlenen. Dat maakt dat er te weinig informatie over verdachte beschikbaar is om een behandeling plaats te laten vinden. Het OM rekent het de verdachte echter zeer aan het recht in eigen handen genomen te hebben, met een fatale afloop tot gevolg. Wat het OM betreft doet noch de strafeis door de officier van justitie noch hetgeen door de rechtbank is opgelegd aan verdachte recht aan hetgeen verdachte wordt verweten en de gevolgen daarvan. Het OM heeft daar dan ook rekening mee gehouden bij het bepalen van de hoogte van haar strafeis.
Het hof doet (naar verwachting) op 20 september uitspraak.