Zaanstad – De kantonrechter heeft op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de huurder van de woning aan de Maasstraat en woningcorporatie Intermaris. De huurder, die haar woning verloor na een explosie en brand en waarbij haar zoon zwaargewond raakte, eiste vervangende woonruimte en het recht om na herstel terug te keren. De rechter wees deze vorderingen af en stelde dat Intermaris terecht de huurovereenkomst had ontbonden.
De bewindvoerder van de huurder, handelend namens haar, betoogde dat de woning nog hersteld kon worden en dat Intermaris een zorgplicht had om tijdelijke huisvesting te regelen. Ook voerde hij aan dat de huurder door het verlies van haar woning in een schrijnende situatie terecht was gekomen en geen alternatief onderkomen had.
Volgens de bewindvoerder zou het stopzetten van de huurovereenkomst een onredelijke last op de huurder leggen, die al kampte met financiële en persoonlijke problemen. Hij benadrukte dat de huurder al jarenlang in de woning woonde en hechte banden had opgebouwd in de buurt.
Niet verplicht
De woningcorporatie voerde echter aan dat de woning volledig verwoest was en stelde niet verplicht te zijn alternatieve woonruimte aan te bieden. Bovendien wees Intermaris op eerdere problemen met de huurster, waaronder meerdere overlastmeldingen en een politie-inval waarbij drugs werden aangetroffen. Deze omstandigheden maakten volgens de woningcorporatie dat voortzetting van de huurovereenkomst niet in de rede lag.
De rechter gaf Intermaris gelijk en benadrukte dat er geen juridische grondslag is die de verhuurder verplicht om de huurder een nieuwe woning aan te bieden. Daarnaast speelde de veiligheid van omwonenden een rol bij de beslissing. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van de explosie, de eerdere politie-inval en de overlastmeldingen voldoende reden gaf om de huurovereenkomst niet te verlengen. De vorderingen van de huurder werden dan ook integraal afgewezen.
Mogelijk hoger beroep
Met deze uitspraak blijft de huurder dakloos en moet zij zelf op zoek naar nieuwe huisvesting. De bewindvoerder heeft aangegeven verdere juridische stappen te overwegen en onderzoekt de mogelijkheden voor een hoger beroep.
Daarnaast is de bewindvoerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van € 814,00. Het is nog onduidelijk of de huurder via maatschappelijke instanties op korte termijn aan een nieuwe woning geholpen kan worden.
Kopfoto: Inter Visual Studio
Relevante artikelen:
