Monnickendam – Dit jaar zijn ze gespot bij het 4e strandje van Hemmeland: zoetwaterkwalletjes. Hoewel ze in onderontwikkelde vorm in grote getalen op de bodem bevinden, zijn ze niet vaak aan de oppervlakte te bewonderen. En gelukkig voor de zwemmers, de diertjes kunnen ons niet steken.
De zoetwaterkwal komt, zoals de naam al aangeeft, uitsluitend voor in zoetwatermeren. Deze kwal laat zich alleen zien onder specifieke omstandigheden. De belangrijkste factor hierbij is de watertemperatuur, die gedurende langere tijd rond of boven de 20 graden Celsius moet zijn. Hierdoor is het niet elk jaar mogelijk om deze kwallensoort waar te nemen in de Nederlandse wateren.
Oorspronkelijk afkomstig uit China, heeft de Craspedacusta Sowerbii zoals het dier officieel heet, zich in de loop der jaren wereldwijd verspreid. De eerste officiële waarneming van deze kwal in Nederland dateert van 8 juni 1930, in de Maas bij Neer. In de jaren die volgden, werd de aanwezigheid van de zoetwaterkwal ook elders in het land geregistreerd.
Van poliep tot kwal
Gedurende het hele jaar leven deze kwallen als kleine poliepen op de bodem. Zodra de watertemperatuur echter stijgt, kunnen ze uitgroeien tot volwassen kwallen. Over het algemeen worden ze niet groter dan 20 cm, waardoor ze moeilijk te spotten zijn. Ze zijn te vinden in alle provincies van Nederland, onder voorwaarde dat het water relatief schoon is en een matige stroming heeft.
De meeste kwalletjes blijven klein: het hoedje, de bovenkant van de kwal, heeft een doorsnede van tussen de twee en vijf centimeter. De zoetwaterkwallen zijn voorzien van tentakels waarmee ze kunnen steken, maar de netelcellen zijn niet krachtig genoeg om door de menselijke huid te dringen. Hierdoor vormen deze kwallen geen gevaar voor de mens.