Ik begrijp het niet en ik heb de indruk dat de wetenschappers en andere geleerden het ook niet begrijpen. Maar alleen dan kunnen we als maatschappij iets doen om het zinloze geweld te stoppen.
Net als Frédérique uit Amstelveen ben ik als veertienjarige (of was ik net 15?) in elkaar geslagen omdat anderen in de war waren over mijn gender. Je kon aan mij niet goed zien of ik nou een jongen of een meisje was. Letterlijk niet, er was nog geen ronding te zien, ik had kort haar en was jongensachtig slungelig. Ik kleedde me zoals ik me die dag voelde. De ene keer was dat met sieraden, een sjaaltje en een bloemetjesbloes, de andere keer met stoere schipperstrui op een corduroy broek. De ene dag speelde ik liever met de jongens, de andere dag met de meisjes. Al begreep ik de jongens vaak beter dan de meisjes. Zeker toen die op 11- en 12-jarige leeftijd gingen giebelen en achter de jongens aan zitten.
Ik vond het niet fijn als ik jongen genoemd werd, hoewel ik daar ook wel om kon gniffelen. Ik was immers geen jongen en wilde dat ook beslist niet zijn. Toen ik 10 was ben ik nog eens boos met cape en al de kapperszaak uit gerend, omdat de kapper vroeg hoe deze knul zijn haar wilde. Maar tegelijkertijd voelde ik me ook ongemakkelijk als ik als meisje werd aangesproken. Want je zag toch zo dat ik geen meisje was?
Toen uiteindelijk die borsten toch gingen groeien, was ik tot tranen toe verdrietig. Ik wilde ze niet en zou ze wel afbinden, zodat ze niet konden groeien! Op latere leeftijd was ik weleens stiekem jaloers als ik in een tv-programma over gendertransitie iemand zag waar de borsten werden weggehaald. Dan had ik daar ’s nachts in het donker tranen over. Inmiddels heb ik vrede met ze gesloten, maar ‘vriendinnen’ (zoals Fred van Leer ze noemt) zijn het zeker niet. Ik had ze liever niet gehad.
Allebei een beetje
Kortom: mijn gender is niet duidelijk. Nog steeds wordt er met regelmatig wat naar me gesist, geroepen of achter me rug om nét hard genoeg tegen iemand anders gezegd. En niet eens door jongeren, maar door volwassen mannen en vrouwen.
Allebei een beetje, een beetje vrouw en een beetje man. Altijd zo geweest en ik zal als allebei een beetje ook mijn laatste adem uitblazen. Dat is prima en ik zit daar prima mee in mijn vel. Nu. Want uitzoeken hoe en wat dan precies is best een hele weg geweest. En ook hoe ik mezelf dan het liefste zou willen presenteren. Lastig hoor, in een lijf dat je niet mooi vindt! En dan niet door de voordehandliggende redenen als vetrollen, hamertenen of een haakneus. Maar doordat het rondingen heeft die niet bij mij horen.
Je eigen gender en seksualiteit uitvinden als kind, puber en jong-volwassene is al lastig genoeg. Maar als je er dan ook nog rekening mee moet houden dat je anderen in verwarring brengt doordat je niet in hun hokjes past, is wel heel erg veel.
Maar wat is dat dan, dat je mensen in verwarring brengt als je gender niet in een binair hokje te plaatsen is? Bovenal: wat gebeurt er dan in dat hoofd dat je kennelijk afgetuigd (vernietigd?) moet worden? Lijkt me goed dat daar eens wetenschappelijk psychologisch onderzoek naar gedaan wordt bij daders van geweld dat LHBTI+ gerelateerd is. Dit geldt voor gender, maar natuurlijk net zo goed voor seksualiteit; ‘uit de kast komen’ is ook vooral spannend vanwege de hokjes en verwachtingen van anderen, niet vanwege je eigen gevoel.
Een lange, persoonlijke, intieme en kwetsbare getuigenis. Ik hoop dat het iemand raakt die op de juiste plek zit en dat het een bijdrage levert aan het tegengaan en voorkomen van dit soort geweld. Fysiek geweld, maar ook verbaal geweld. Want ja, schelden doet wel zeer. #jemagzijnwiejewilzijn #lhbti
Dit verhaal is gepubliceerd onder het pseudoniem Caroline Herdes (echte naam is bekend bij de redactie)